3 ͤ : Vieren
Het is 11 november en het is donker. Meneer Boek zet een tafeltje achter de voordeur.
Op het tafeltje staat een schaal met snoep. Komt er bezoek, Meneer Boek? ‘De kinderen komen, want het is Sint-Maartensfeest’, zegt hij. Dan gaat de bel. Meneer Boek opent de deur. Voor de deur staan vijf kinderen.
Ze hebben een lampion met een lichtje. “Hier woont een rijk man, die veel geven kan…”,
zingen ze. Ben jij rijk, Meneer Boek? ‘Ja’, zegt Meneer Boek, ‘ik ben een rijk man. Ik geef ze allemaal drie snoepjes.’
Meneer Boek lacht naar de kinderen omdat ze blij zijn met de snoepjes. Als hij de deur dicht doet, lacht hij nog, omdat hij de kinderen, maar ook zichzelf heeft blij gemaakt.
En dan wacht hij tot de bel weer gaat. Meneer Boek zegt: ‘Dit is een feest voor kinderen én voor grote mensen.’