2 ͤ : Heel lang geleden
Maar Meneer Boek, wat is dat dan, Sint-Maartensfeest? Meneer Boek vindt in de bibliotheek een boek over het Sint-Maartensfeest. Meneer Boek leest in het boek en vertelt: ‘Heel lang geleden waren mensen arm, maar je had ook rijke mensen. Die rijke mensen hadden geld om eten te kopen, maar de arme mensen hadden dat niet. Die rijke mensen zouden iets met de arme mensen kunnen delen. Dan hadden ze allebei eten en kleren. Maar dat deden alleen sommige mensen.
Er was een soldaat, Maarten heette hij. Op een dag reed Maarten op zijn paard naar huis. Het was winter en heel koud. Bij de poort van de stad zaten mensen. Zij hadden geen geld om kleren te kopen en ook geen eten. ‘Wilt u mij wat geven?’ zei een man.
Maarten wilde de man wel helpen maar wist niet wat hij moest geven, hij had geen geld en ook geen eten bij zich. Opeens wist hij wat hij wél kon geven. Hij pakte zijn warme mantel en sneed die met zijn zwaard doormidden. Het ene stuk gaf hij aan de man. Het andere stuk deed hij zelf weer om. Nu had de man het niet koud meer. Dat was aardig van Maarten. De mensen hadden eerbied voor hem. Daarom noemden ze hem: Sint. Het woord “Sint” betekent heilig. Dat Sint-Maarten zo aardig was, herdachten de mensen op 11 november, op de dag dat hij was dood gegaan. Dan zeiden ze: het is
Sint-Maartensfeest. Als het donker werd liepen de kinderen langs de huizen. Bij elke deur zongen ze een liedje: “Hier woont een rijk man. Die veel geven kan.” Ze vroegen de mensen van het huis net zo aardig te zijn als Maarten en hun wat te geven.’
Meneer Boek zegt: ‘Ik heb een mooi huis. Ik heb geld voor kleren. Voor eten. En voor soms een boek. Ik ben blij met wat ik heb. Ik heb niet meer nodig. Het geld dat ik heb,is genoeg. Omdat ik genoeg heb, geef ik het geld dat ik méér heb, aan iemand anders die niet genoeg heeft.’