1 ͤ : Aanleiding

Als Meneer Boek heel blij is, trakteert hij zichzelf op een pannenkoek. Meneer Boek kijkt heel blij. Waarom ben je zo blij Meneer Boek? ‘Ik heb vandaag bij de bibliotheek mijn honderdste boek geleend’, zegt hij. Meneer Boek telt de boeken, die hij heeft gelezen. Wie honderd boeken heeft gelezen, weet veel.

Meneer Boek bestelt dus een pannenkoek, maar eerst leest hij de menukaart. Hij zoekt een lekkere pannenkoek uit. Een pannenkoek met stroop, een pannenkoek met suiker, een pannenkoek met appel? Maar hij kiest altijd weer voor de pannenkoek met de spekjes. ‘Ik wil een pannenkoek met spekjes’, zegt hij.

Meneer Boek is niet alleen, er zit nog iemand. Ook een meneer die trek heeft in een pannenkoek, maar die geen geld heeft. ‘Ik wil mijn heerlijke pannenkoek met u delen.U mag de helft’, zegt Meneer Boek. Dat is aardig van Meneer Boek. En dan moet Meneer Boek denken aan het Sint-Maartensfeest. Sint-Maarten deelde zijn lievelingsmantel met iemand anders die het koud had.